Waar gaat dit onderwerp over?​

Kerken nemen in ons Nederlandse belastingstelsel geen uitzonderingspositie in. Weliswaar wordt aan kerken soms gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering van een bepaalde belasting verleend. Dat neemt niet weg dat de kerkelijke gemeente (als rechtspersoon) ook onderworpen is aan die belastingen waaraan rechtspersonen in het algemeen zijn onderworpen. Veel informatie vind je op de website van de Belastingdienst.   

 

Wat moet ik als kerkrentmeester weten over dit thema?

Hieronder presenteren we de belangrijkste fiscale regelingen waar je als kerk mee te maken kunt krijgen. Maar het is aan te raden om voor specifieke situaties altijd vooraf advies in te winnen bij een fiscaal adviseur (zie onder partners), gezien de complexiteit van de regels en de verschillende uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn.

Omzetbelasting

Protestantse gemeenten, net als andere kerken en religieuze organisaties, hebben een bijzondere fiscale positie als het gaat om de omzetbelasting (btw). De meeste activiteiten van kerken vallen onder de algemene vrijstelling van de btw. Dit betekent dat kerken geen btw hoeven te berekenen over hun kerkdiensten en religieuze activiteiten. Ook zijn zij vrijgesteld van btw voor giften, collectes, en vaste vrijwillige bijdragen.

Diensten die direct verband houden met de uitoefening van haar religieuze functie, zoals erediensten, huwelijksinzegeningen, en begrafenissen, zijn ook vrijgesteld van btw. Deze activiteiten worden niet beschouwd als commerciële diensten.

Als kerken activiteiten ontplooien, die als commerciële diensten worden aangemerkt, kunnen ze te maken krijgen met btw-verplichtingen. Denk bijvoorbeeld aan de verhuur van zaalruimte aan externe groepen of de verkoop van goederen, zoals boeken en producten, tenzij de omzet zeer gering is (kleine ondernemersregeling, zie onder).

 

Uitzonderingen rond omzetbelasting

Geen omzetbelasting verschuldigd betekent ook geen recht op aftrek van voorbelasting (btw op gemaakte kosten) voor activiteiten. Alleen voor kosten, die direct verband houden met btw-belaste activiteiten, kunnen kerken de voorbelasting terugvorderen.

Als er sprake is van een vrijwilligersvergoeding die hoger ligt dan de gebruikelijke onkostenvergoeding, kan ook btw van toepassing zijn.

Als een kerk een gebouw beheert dat wordt verhuurd voor andere maatschappelijke doeleinden, zoals kinderopvang of zorgactiviteiten, kan er sprake zijn van btw-plicht, afhankelijk van de aard van de verhuur en de huurders.

Kleine Ondernemersregeling (KOR)

Indien de kerk zich bezighoudt met belastbare activiteiten, zoals verhuur of verkoop van goederen, en de jaarlijkse omzet onder een bepaalde drempel blijft (in 2024 is deze drempel €20.000), kan de kerk gebruikmaken van de kleine ondernemersregeling (KOR). Dit betekent dat ze geen btw hoeven af te dragen en geen btw-aangifte hoeven te doen.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

De Wet waardering onroerende zaken (WOZ) van 1994 bepaalt dat alle onroerende zaken door de burgerlijke gemeente moeten worden gewaardeerd. De WOZ-waarde wordt momenteel gebruikt voor onder andere de bepaling van de gemeentelijke onroerendezaakbelasting (OZB) en voor de vaststelling van de waterschapsbelastingen.
Het OZB-tarief bestaat uit twee gedeelten. Een deel is het zogenaamde eigenaarsdeel, het andere deel is het gebruikersdeel. De peildatum is 1 januari van een belastingjaar. De gemeente kan gebruik maken van de wettelijke toegestane tariefdifferentiatie.

Dit betekent dat een burgerlijke gemeente ervoor kan kiezen om aan instellingen met een sociaal belang het (veelal lagere) tarief voor woningen te berekenen. Voor de OZB geldt een vrijstelling voor onroerende zaken die in hoofdzaak (meer dan 70%) zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, met uitzondering van woningen. Om die reden kunnen kerken vaak onder de vrijstelling vallen, mits deze niet te veel voor andere zaken (zoals verhuur) worden gebruikt.

Vennootschapsbelasting

Protestantse gemeenten hebben doorgaans geen verplichting om vennootschaps-belasting (vpb) te betalen, omdat ze meestal geen onderneming drijven in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting. Religieuze instellingen zoals protestantse gemeenten worden meestal niet gezien als ondernemingen voor de vpb. Dit komt omdat hun kerntaken, zoals het houden van erediensten, pastorale zorg, en andere religieuze activiteiten, geen commercieel oogmerk hebben en dus geen winst beogen. Deze activiteiten vallen onder de algemene vrijstelling. Protestantse gemeenten hebben tevens de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) omdat zij deel uitmaken van het kerkgenootschap Protestantse Kerk in Nederland (middels een groepsbeschikking). Een ANBI is vrijgesteld van vpb voor activiteiten die direct verband houden met de algemeen nut beogende doelstelling van de instelling. Dit biedt extra zekerheid voor gemeenten, mits zij voldoen aan de voorwaarden en richtlijnen van de ANBI-regeling.

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen commerciële en religieuze activiteiten. Religieuze activiteiten blijven buiten de reikwijdte van de vpb, maar commerciële activiteiten (bijvoorbeeld het structureel aanbieden van diensten tegen betaling aan derden) kunnen wel als belastbare ondernemingsactiviteiten worden gezien. Voor kerken die wel enigszins winst maken uit nevenactiviteiten, geldt een drempelbedrag. Als de winst uit deze nevenactiviteiten onder een bepaald bedrag blijft (in 2024 is dit € 15.000 per jaar of € 75.000 over een periode van vijf jaar), dan is de kerk vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Boven deze drempel ontstaat mogelijk wel belastingplicht.

Welke zaken kunnen worden aangemerkt als commerciële nevenactiviteiten?

  • Exploitatie van onroerend goed: Bijvoorbeeld het langdurig verhuren van kerkgebouwen aan derden voor commerciële doeleinden.
  • Commerciële evenementen: Als de kerk regelmatig commerciële evenementen organiseert die gericht zijn op winst, kan dit leiden tot een vpb-plicht.
  • Verkoop van goederen: Wanneer een gemeente bijvoorbeeld boeken, kaarsen of andere producten verkoopt met een structureel winstmotief.

Beleggen van geldelijke middelen en ontvangen rendement hierop valt hier niet onder.

De conclusie is derhalve voor gemeenten dat de meest voorkomende activiteiten die onder de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting vallen, horeca-activiteiten zullen zijn, al dan niet in combinatie met zaalverhuur.

De winstbepaling geschiedt volgens de fiscale totaalwinst- en jaarwinstbepaling, waarbij de vorming van voorzieningen is toegestaan op grond van goed koopmansgebruik en vastgelegd in een beleid inzake de opbouw van continuïteits- of risicoreserves.

Loonheffing

Als een protestantse gemeente mensen in dienst heeft, is zij als werkgever verplicht om loonheffing in te houden op het salaris van haar werknemers.

Loonheffing bestaat uit:

  • Loonbelasting: Dit is de voorheffing op de inkomstenbelasting van de werknemer.
  • Premies volksverzekeringen: Dit zijn bijdragen aan de volksverzekeringen, zoals de AOW, Anw en Wlz.
  • Premies werknemersverzekeringen: Dit betreft premies voor de sociale verzekeringen zoals WW, ZW en WIA.
  • Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw): Dit is een bijdrage aan de zorgverzekering, die de werkgever in veel gevallen moet afdragen.

De gemeente moet deze loonheffing periodiek (maandelijks, per vier weken, etc.) afdragen aan de Belastingdienst.

Deze loonheffing geldt voor al het personeel dat bij het college zelf onder contract staat. De gemeentepredikant (die via de centrale kas Predikanten verloning ontvangt) valt hier buiten.

Als de gemeente een vergoeding geeft aan vrijwilligers, gelden er twee fiscale regels:

  • Vrijgestelde vrijwilligersvergoeding: In 2024 geldt dat een vrijwilliger een vergoeding kan ontvangen van maximaal € 5,00 per uur, met een maximum van € 190 per maand en € 1.900 per jaar zonder dat hierover loonbelasting verschuldigd is. Dit geldt alleen als de vergoeding echt bedoeld is voor gemaakte kosten of als kleine beloning.
  • Geen arbeidsovereenkomst: Vrijwilligers hebben geen arbeidsovereenkomst met de gemeente. Als de vergoedingen echter te hoog zijn, kan de Belastingdienst het alsnog als een dienstbetrekking beschouwen, wat leidt tot een loonbelastingplicht.

Werknemers, zoals kerkelijk werkers of administratief personeel, kunnen naast hun salaris vergoedingen ontvangen voor kosten die zij maken in het kader van hun werk.

De gemeente moet hierbij onderscheid maken tussen:

  • Onbelaste vergoedingen: Dit zijn vergoedingen voor daadwerkelijk gemaakte kosten die de werknemer heeft voorgeschoten/gedeclareerd. Denk aan reiskosten, studiekosten, of een vergoeding voor thuiswerken. Deze vergoedingen kunnen onder bepaalde voorwaarden onbelast blijven.
  • Belaste vergoedingen: Als de vergoedingen niet onder de onbelaste categorie vallen, moeten ze als loon worden beschouwd en is hierover loonbelasting verschuldigd.

De werkkostenregeling (WKR) biedt enige ruimte om bepaalde vergoedingen en verstrekkingen onbelast te geven, zoals een kerstpakket of een fiets van de zaak, mits het binnen de vrije ruimte van 1,92% van de loonsom valt.

Doorgeven vergoedingen (o.a. preekbeurtvergoedingen) aan de Belastingdienst (UBD)

UBD (Uitbetaalde Bedragen aan Derden) is voor kerkelijke instellingen verplicht om op te geven aan de Belastingdienst alleen wanneer de Belastingdienst hier specifiek om vraagt. Dit geldt met name voor kerkelijke instellingen die niet inhoudingsplichtig zijn, wat betekent dat zij geen loonheffingen of premies hoeven in te houden omdat zij geen personeel in loondienst hebben.

Wanneer moet een UBD-opgave worden gedaan bij kerkelijke instellingen?

  1. Geen automatische verplichting: Een kerkelijke instelling die geen inhoudingsplicht heeft, zoals een kerk zonder personeel in loondienst, hoeft geen UBD-opgave te doen tenzij de Belastingdienst daarom vraagt. Dit is anders voor inhoudingsplichtige werkgevers, die altijd verplicht zijn om uitbetalingen op te geven.
  1. Vragen van de Belastingdienst: Wanneer de Belastingdienst vraagt om een UBD-opgave, moet de kerkelijke instelling de uitbetaalde bedragen aan derden (zoals gastpredikanten) opgeven. Dit betekent dat de Belastingdienst kan besluiten om steekproefsgewijs te controleren, en pas dan zijn jullie verplicht deze opgave te doen.
  1. Geen BSN-registratie: Het is voor niet-inhoudingsplichtige instellingen niet toegestaan om het Burgerservicenummer (BSN) van predikanten of andere derden vast te leggen, omdat dit in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Gastpredikanten hoeven hun BSN-nummer dus niet in te vullen op declaratieformulieren.

Kortom: Kerkelijke instellingen die niet inhoudingsplichtig zijn, hoeven enkel UBD-opgave te doen wanneer de Belastingdienst dit vraagt. Tot die tijd is dit niet verplicht.

Teruggave energiebelasting

ANBI-instellingen en multifunctionele centra kunnen een deel van de betaalde energiebelasting terugkrijgen van de Belastingdienst. De kerk of stichting moet dus beschikken over een ANBI-status. Maakt een college (en de onderliggende lichamen) deel uit van de Protestantse Kerk in Nederland, dan is de ANBI-status een feit.

De teruggaaf is 50% van de energiebelasting die de energieleverancier in rekening heeft gebracht, minus de heffingskorting. Het verzoek moet binnen dertien weken, nadat de eindfactuur is ontvangen, worden ingediend.

Het is belangrijk dat kerken administratief onderscheid maken tussen het religieuze gebruik van hun gebouw en eventuele commerciële activiteiten (zoals commerciële verhuur aan derden, zoals hierboven bij de omzetbelasting gesteld). De teruggave van energiebelasting is alleen van toepassing op het deel van het gebouw dat voor religieuze en niet-commerciële activiteiten wordt gebruikt.

  • Als een deel van het gebouw wordt verhuurd voor commerciële doeleinden, bijvoorbeeld als vergaderruimte of kantoor (aan derden), moet de energiebelasting voor dat deel van het gebouw gewoon worden betaald.

Gemeenten die hun kerkgebouwen verduurzamen, bijvoorbeeld door te investeren in energiezuinige installaties zoals zonnepanelen of betere isolatie, kunnen mogelijk hun energiekosten verlagen. Dit kan invloed hebben op de hoogte van de energiebelasting, en daarmee ook op de mogelijkheid om teruggave aan te vragen. In sommige gevallen kunnen subsidies beschikbaar zijn voor duurzame energieprojecten (zie kennisbank Duurzaamheid).

Afschaffing teruggave energiebelasting?

Even geleden is er vanuit de politiek gesproken over het stopzetten of versoberen van zogenaamde fossiele subsidies, waaronder ook deze aftrek. Als VKB maken we ons er hard voor dat veel kerkgebouwen niet zomaar verduurzaamd kunnen worden, zodat er sprake is van een lager gebruik en dus lagere energiebelasting. Mocht deze sneuvelen, dan vindt de VKB dat gemeenten op een andere wijze financieel gecompenseerd moeten worden. Zie voor de achtergrond bij deze discussie dit artikel in de Volkskrant.

Meer informatie

  • In de Handleiding voor Kerkrentmeesters is een hoofdstuk over kerk en belasting opgenomen waar je per soort een toelichting vindt, zodat je weet wat relevante informatie is voor je kerk. 
  • Meer informatie over de ANBI-status is te vinden op de website van de PKN.
  • Een bruikbaar artikel over btw en de kerk(activiteiten) lees je hier.
  • In Kerkbeheer #5 2024 werden in de rubriek ‘Aan het loket’ diverse vragen rondom eHerkenning behandeld.
  • In Kerkbeheer van maart 2022 stond dit artikel over UBO en eHerkenning. 
  • Een veel gestelde vraag is hoe het zit met btw als we een musicus of tijdelijke pastor inhuren die ons een factuur stuurt (dus geregistreerd staat met een eigen zaak bij de Kamer van Koophandel). Zijn we dan wel btw verschuldigd? Ja, dat ben je, net zoals wanneer je de schilder of de loodgieter laat komen en je een factuur stuurt. Zie voor meer informatie het artikel ‘BTW bij inhuur personeel door een kerkgenootschap’.   

 

Hulp van VKB Partners nodig?

Laatste update: 14 oktober 2024